B1 of jip-en-janneketaal

Kennis

Hoe schrijf je een eenvoudige tekst die te begrijpen is door (bijna) iedereen? De één zweert bij taalniveau B1. Een ander gaat voor jip-en-janneketaal. We leggen uit wat hiermee bedoeld wordt en wat je kunt gebruiken voor de communicatie vanuit jouw organisatie. 

Taalniveau B1

De term B1 is ontleend aan het Europees referentiekader voor taal. Een methode die het spraak- en leesniveau meet van mensen die een nieuwe Europese taal leren. Er zijn zes niveaus: A1, A2, B1, B2, C1 en C2. Als je begint met het leren van de taal, heb je A1. Je hebt C2 als je hele ingewikkelde teksten en gesprekken begrijpt, bijvoorbeeld een filosofisch betoog of juridische argumentatie. Dit zegt dus iets over hoe goed een niet-inheemse spreker een taal spreekt en leest. Het zegt niets over het niveau van een tekst. Er zijn dan ook geen duidelijke richtlijnen. Je kunt wel op steeds meer plekken een cursus volgen schrijven op taalniveau B1. 

De Rijksoverheid geeft de volgende kenmerken:

  • Duidelijke titel en tussenkoppen.
  • Actieve schrijfstijl met voorbeelden.
  • Eenvoudige woorden die iedereen kent.
  • Korte en duidelijke zinnen.
overin plaats vanbetreffende
makenin plaats vancreëren
voorrangin plaats van prioriteit
belangrijkin plaats vanrelevant
gevenin plaats vanverstrekken
toekomstigein plaats vanpotentiële

Weet je niet zeker of een woord duidelijk genoeg is? Controleer het woord dan op: Is het b1? of op Home - Zoek eenvoudige woorden

Jip-en-janneketaal

Een andere methode die genoemd wordt als het gaat over eenvoudige taal, is jip-en-janneketaal. Veel mensen denken door deze benaming dat toegankelijke taal kinderachtig is, terwijl de taal van Anne M.G. Schmidt juist heel vindingrijk is. 

Twee tekstdeskundigen doken in haar werk en gingen na wat wij daarvan kunnen leren (bron: NEMO Kennislink).

  • Korte zinnen met korte woorden.  
  • Gemiddeld zes woorden per zin en vier letters per woord.
  • Duidelijke samenhang.  
  • Makkelijke signaalwoorden, zoals: maar, want en toen. Kinderen kennen deze woorden al snel.
  • Actieve schrijfstijl.
  • Iemand doet iets in de tegenwoordige tijd. Bijvoorbeeld: Jij leest deze alinea over jip-en-janneketaal.

Zo schreef Annie M.G. Schmidt haar verhalen glashelder en met een behapbare informatiedichtheid. Deze manier van schrijven is eenvoudig, maar misschien niet zo geschikt voor het bijschrift van bijvoorbeeld het schilderij ‘de Nachtwacht’.

Hoe kan het ook? 

Geef eens antwoord op de volgende drie vragen bij het schrijven van je tekst:

  • Is dit de belangrijkste informatie?
  • Kan de zin korter, bijvoorbeeld door werkwoorden weg te halen?
  • Kan ik hetzelfde zeggen met makkelijkere woorden? 

Nog toegankelijker 

Wil je jouw communicatie ook toegankelijk maken voor mensen die laaggeletterd zijn? Volg dan de volgende tips:

  • Kies een onderwerp waarmee de lezer bekend is.
  • Bied niet meer dan 3 onderwerpen in een tekst aan.
  • Maximaal 5 alinea’s.
  • 2 tot 10 zinnen per alinea.
  • Maximaal 10 woorden per zin.
  • Gebruik opsommingstekens.
  • Houd werkwoorden zoveel mogelijk bij elkaar.
  • Begin elke zin op een nieuwe regel.
  • Maak het niet kinderachtig.
  • Zorg voor een woordenlijst waarin je belangrijke termen uitlegt.

Wil je meer weten over laaggeletterdheid? Bekijk dan het kennisblad eenvoudige taal op: Kennisblad Eenvoudige taal voor laaggeletterden | Stichting Lezen en Schrijven

De echte criticus: jouw publiek

Tot slot kun je je tekst voorleggen aan de echte criticus: jouw publiek! Denk ook aan mensen die laaggeletterd zijn, dyslexie of een lichte verstandelijke beperking hebben. 

Contact

Ook jouw digitale communicatie voor iedereen toegankelijk?

Jolijn Jansen